Hoofdzaken

achtergrond: concertavond 22 november 2019

Een hoogstpersoonlijk verslag van een concertavond in Het Bos door Loloman.

De avond werd ingezet door Mind Rays uit Gent. Ik hoorde bij het binnenkomen al direct Pissed Jeans invloeden -wat altijd goed zit volgens mijn boekje- maar dan met smerige garagerock haken, nice! Legit weirdos met instrumenten die geen fucks geven; altijd goed. Doe daar nog een frontman bij die met wat met opgekropte gevoelens worstelt en BOEM, een knaller van een band. Het publiek stond zich nog wat op te warmen op een paar eenzame meters van het podium verwijderd. Desalniettemin een goede set. Niets mis mee.

Bad Breeding bracht zowaar mijn favoriete no-nonsense hardcore plaat van het jaar uit. Doe uzelf een plezier en check Exiled LP, uit op Iron Lung records. Een plaatje vol kaakbrekende binnenkoppers. Aan Idles fans: ‘Fuck off! DIT is de real deal!’. Geen greintje toegeving of saaie fillers die willen pleasen. Engelse anarcho alla Crass/ Flux of Pink Indians/Rudimentary Peni gemixt met Mysterious Guy Hardcore of Youth Attack en heel dat goedje ondergesopt in een lekkere feedbacksaus met gratis tinnitus voor iedereen.
De verwachtingen lagen dus hoog en werden eigenlijk al ingelost toen ik de bassist hoorde soundchecken. Ik dacht ‘jep, heerlijk geluid’. De voordien eenzame meters voor het podium werden direct dreigend gevuld door de zanger zelve met een lange microkabel. Op zijn tronie stond een oprechte blik van kwaadheid en Brexithaat pompte door zijn aders. Korte, maar krachtige neanderthaler stomp mosh, doordacht creatief gebracht in 20 minuten.
Meer moet dat niet zijn.

Al kwamen de meeste mensen precies toch voor Cocaine Piss. Toegegeven, ik ben nooit helemaal mee geweest met die aanstellerige zang en constante naïve partymood waarin ze zich lijken te begeven. 'Ze waren beter toen ze nog niet wisten hoe ze hun instrumenten moesten bespelen.', hoorde ik iemand zeggen, maar ik besloot hen het voordeel van de twijfel én een zoveelste kans geven.

Dit gezegd zijnde verspreidde er zich al heel de avond een sluimerende maar toch sterk aanhoudende zweetgeur. De flauwe stank doordrong in een mum van tijd de hele zaal. De stank van een achterlijke. Hij bereikte een hoogtepunt als interruptie tussen de bands. De geur steeg als modder naast mij op en ik werd misselijk. Het werd ondraaglijk. Ik voelde dat ik weldra kotsen zou, dus ik wentelde mij doorheen klamme lichamen richting de toiletten om mijn gezicht even nat te maken. De lucht van urine kalmeerde mij enigszins tot ook dat iets teveel van het goede werd.

Ik stond alleen in de toiletten van Het Bos tot ik een waar rochel, kreun en plonsfestijn achter mij ontwaarde. Deze resem van onmenselijke geluiden kwam uit het hok met de gesloten deur in de uiterste hoek van het sanitair vertrek. Een ogenblik stond ik genageld aan de grond. Niet wetend wat ik moest met al deze auditieve info. Net op het toppunt van mijn verstandsverbijstering ging de deur van het toilethok open met een zwierige zwaai. Een golf van ammoniakgeur en bruin water kwam iets te snel mijn richting uit. De bruine plas van drek, pis, kots, bloed en andere onbeschrijfelijke vloeistoffen zette heel de vloer van het vertrek in een mum van tijd onder water. Het moeras van twee centimeter diep sapte in meedogenloos mijn schoenen vol.

Ik zag hoe een zeer harige hand zich schrap zette aan de rand van de openstaande deur en hoe die hand moeilijk en zeer traag een lichaam van de pot af trok in een wolk van kreten.
In de deuropening verscheen een drijfnatte harige man die instant flashbacks opriep naar de trollen uit het Rien Poortvlietboek dat mij als kind al genoeg nachtmerries had opgeleverd en een blijvend litteken had achtergelaten tot diep in mijn hersenstam. De kleine, gedrongen en behaarde man had een Hawaii short aan in wat ooit fris oranje moet geweest zijn met paarse bloemen, een wijde wifebeater die vochtige vlekken vertoonde en een paar asgrijze Crocs werkte zijn plunje af.

Hij mompelde wat Frans klinkende vloeken. Ik deinsde achteruit, wilde gillen, maar bracht geen geluid voort terwijl de man, vies en angstaanjagend, zijn weg slenterend voortzette richting wastafel en mij. De man leek me niet eens op te merken. Hij schuifelde onverstoord verder, mijn panische angst tartend. Bij elke stap slofte zijn Crocs wat van het bruine slib in golfjes verder en hij gleed met zijn vuile hand naar de kraan.
Plotseling was het alsof ik het lijf van een dikke kruisspin hoorde openbarsten, alsof ik heel de toiletten al door slijm zag bevuild en ik door een onnoemlijke stank werd bedwelmd. De man spuugde een paar losse flodders in de wastafel. Ik ademende haast niet meer en stond op minder dan twintig centimeter van hem vandaan. Zijn ruige haren raakte net niet mijn T-shirt. ‘Mijn ogen!’,’ was het laatste waar ik aan dacht, ‘mijn ogen!’. Uit alle macht kneep ik mijn ogen dicht. Ik durfde mijn handen niet meer te bewegen om er mijn gezicht, neus en mond mee te beschermen. Ik wachtte verstard tot hij met zijn stekelige handen mijn nek zou dichtknijpen en me wurgen.
Maar er gebeurde niets. Of was het al voorbij?
Ik hoorde niet het minste geluid van opspattend water of ander raar gekreun of gefluim. Ik opende traag mijn ogen en keek voor me uit de ruimte in. Ik wendde mijn hoofd voorzichtig naar links, daarna naar rechts en voelde toen iets als een behaarde molshoop tegen mijn wang. Opnieuw schrok ik hevig. Hij was in slaap gevallen tegen mij. Met zijn armen rond mijn nek gedrapeerd had hij me nog verder in de hoek geduwd. Een ingehouden dreiging. Ik zag hem van heel dichtbij nu. Het gedrocht was harig en zover ik kon zien compleet bedekt met van die dikke stugge zwarte haren. Toch tot waar de Hawaii short en oversized wifebeater vol vlekken en scheuren gelukkig nog iets bedekten. Even huiverde hij mee met de huivering die door mijn eigen lichaam ging en bleef daarna stil hangen rond mijn hals, alsof hij dood was. Ik voelde hoe mijn spieren stram werden door mijn gespannen houding.
Hoe lang zou hij het nog uithouden zo, rustig, zonder wakker te schudden en mij te treffen met een giftige beet, wurggreep of dodelijke nekslag? Misschien wilde hij zich alleen maar te goed doen aan mijn lichaamswarmte, maar van angst en walging werd mijn lichaam killer en killer.
Hoe laat is het nu? Waar is iedereen? Vroeg ik me af. Ik hechtte opeens ontzettend veel belang aan de tijd, aan het uur waarop mij dit vreselijk wonder overkwam.

Traag drukte ik me met mijn rug van de muur af, verzette mijn voeten en met stijve schouders schoof ik mechanisch richting gang. Ik keek in de spiegels en zag mezelf staan met dat ding rond mijn hals. Dit beeld schonk mij wat moed, alsof ik me niet meer alleen in deze situatie bevond. Ik hefte mijn linkerhand in de richting van mijn schouder met de bedoeling het wangedrocht in één klap van me af te slaan. Voor ik dit echter tot uitvoer kon brengen, zag ik hoe mijn hand zacht bleef rusten op zijn vacht en heen weer bewoog, hem streelde. Vervolgens nam ik kalm zijn armen rond mijn hals weg en gleed hij van me af waarna hij als een pudding in elkaar zakte in de hoek van de toiletten. Ik kon hem nu goed bekijken. Wat wil je van mij, beest, dwaas beest, wat heb ik je misdaan? Ik meende dat ik hem zacht hoorde zoemen, maar mijn verbeelding bedroog me vast.
Wat moet je toch van mij?

‘Ik heb tegen hem gesproken!’, riep ik plotseling luid en lachte. Je wilt helemaal niets. Je wil alleen maar wat gepraat, je verwarmen en dat mensen normaal tegen je doen. De angst was op slag helemaal verdwenen net als de stramheid uit mijn spieren. Mijn lichaam kreeg ook terug een normale temperatuur. Dwaas beest, lief beest.
Ik praatte tegen hem, de hele avond tot diep in de nacht. ‘Jij bent mijn eenzaamheid’, zei ik ten slotte. ‘Jij bent de eenzaamheid die uit mij is getreden. De eenzaamheid die ik nu zichtbaar, niet langer pijnlijk, draag. Jij bent mijn eenzaamheid, mijn mislukkingen en alles waar ik ooit schrik van had en niet gedaan heb, vuil beest.’
Toen ik eindelijk, zeer laat, terug naar huis ging, namen we afscheid in de Bosbar. Ik gaf hem een stevige knuffel. Zijn ruwe huid prikte me niet, stoorde me niet. ‘Goede avond beest’, lachte ik en liep fluitend naar mijn fiets.